Grootte: 2.2 tot 3 mm Een vrij grote soort onder de scymnii met een langwerpig ovaal lichaam. De ogen,
kop halsschild en
dekschilden zijn lichtbruin. Het lichaam is gebold. De beharing is opvallend en weinig golvend.
De onderzijde is roodbruin. De
meso-sternum is iets donkerder. De
dijlijn loopt naar onder tot 3/4 van het segment om dan weer naar boven te buigen en in het midden van de sterniet te verdwijnen
Te verwarren met Rhyzobius chrysomeloides [
RHICHR]. De lengte van de
antennen zijn typerend voor de soort met name hebben de Scymnidae steeds antennes die korter zijn dan de kop breed is. De antennes van de Coccidulinae zijn langer dan de kop breed is.
Scymnus impexus [
SCYIMP] is een zeer gelijkende soort. Kenmerkend in dit geval is dan weer de dijlijn die bij S. abietis verdwijnt in het midden van het segment terwijl de dijlijn van S. impexus de voorrand opnieuw raakt.
biotoop voornamelijk op naaldhout (spar) maar evenzeer te vinden op loofbomen (vb linde)
Deze tekst is gebaseerd op de werkteksten voor een geplande veldgids van INBO/JNM ©Johan Bogaert